Terwijl het geschatte aantal slachtoffers van mensenhandel in Nederland op vijfduizend per jaar ligt, melden zich er slechts tussen de acht- en negenhonderd. In de keten van preventie, opsporing en hulpverlening valt nog veel winst te boeken, ziet directeur Anne Kuik van CoMensha, het landelijk coördinatiecentrum tegen mensenhandel.
Het ligt voor de hand dat veel slachtoffers onder grote druk staan en om die reden geen aangifte durven doen. Soms zien ze zichzelf niet als slachtoffer, of melden ze zich niet omdat het onduidelijk is wat ze daaraan hebben. Van alle aangiftes leiden er jaarlijks maar zo’n tweehonderd tot een strafzaak en worden er een stuk of vijftig daders veroordeeld. Het proces is vaak lang en intensief, hulpverlening niet gegarandeerd – en met een beetje pech loopt een dader na hoger beroep weer op straat.
Lastig te herkennen
Anne Kuik maakt zich grote zorgen over deze feiten rondom criminele, seksuele en arbeidsuitbuiting – in één woord mensenhandel. “Deze genadeloze vorm van criminaliteit is heel lastig te herkennen; het speelt zich allemaal af onder de radar. Het is dus cruciaal om mensenhandel hoog op de politieke agenda te houden. Slachtoffers staan onder dwang, waardoor ze de situatie meestal zelf niet melden. Wij als CoMensha krijgen ook niet alle meldingen uit het veld door. Worden slachtoffers niet herkend en geholpen, dan vindt er geen aangift -e plaats en blijft het zicht op de uitbuiters vaag.”
Om slachtoffers echt te helpen, moet de hele keten van signalering tot opvang en hulp een goed geoliede machine zijn, zegt Kuik. “In de strijd tegen mensenhandel is samenwerking cruciaal; binnen gemeenten, in de regio en onderling tussen partijen. Doordat iedere regio een andere werkwijze heeft en er een ander aanbod geldt, is de werkwijze complex. De grootste prioriteit zou een eenduidig systeem voor toegang tot de juiste zorg voor slachtoffers moeten zijn. Juist omdat gerichte professionele hulp kan bijdragen aan herstel en het voorkomen van herhaald slachtoff erschap. Een passende opvangplek, waar een slachtoffer tot rust kan komen, draagt bij aan meer aangiftes en het in beeld krijgen van de netwerken die bestreden moeten worden. Instanties en organisaties die bij de bestrijding van mensenhandel betrokken zijn, moeten zoveel mogelijk informatie met elkaar delen.”
Financieringstekort
Een van de huidige knelpunten is een financieringstekort voor geschikte opvangplekken voor slachtoffers die kampen met ernstige trauma’s of verslavingen. “Ondanks een amendement in de Tweede Kamer is er geen meerderheid achter gaan staan. Tot op heden is er geen oplossing, terwijl de trauma’s van slachtoffers niet na verloop van tijd zomaar verdwijnen.”
Een belangrijke stap die het Leger des Heils formuleerde om het slachtoffer weer centraal te stellen, is het instellen van een onafhankelijke multidisciplinaire commissie die beslist of iemand slachtoffer is van mensenhandel. Kuik onderschrijft het belang hiervan. “Nu ben je slachtoffer ‘omdat er een politieonderzoek loopt’. En alleen als dat onderzoek loopt, heb je recht op ondersteuning. Door deze beperkte slachtofferbepaling lopen veel slachtoffers de nodige ondersteuning (opvang, juridische bijstand, hulpverlening) mis. Daarnaast komt zo’n onderzoek vanwege de schaarste bij de politie lang niet altijd van de grond. We moeten met de verschillende partijen in het veld kijken welke voorwaarden nodig zijn om andere organisaties dan de opsporingsdiensten in staat te stellen de geringste aanwijzing van mensenhandel bij een slachtoffer vast te stellen.”
Opvang en hulpverlening
Zodra iemand als slachtoffer is aangemerkt, moet hij of zij terechtkunnen bij een goede opvang. Het Leger maakt zich hard voor deze plekken. “Er moet ruimte zijn om op adem te komen. Sommige slachtoffers hebben lange tijd in een onveilige situatie gezeten. Daarnaast kan zo’n rustmoment slachtoffers helpen na te denken over de vraag of ze aangifte willen doen. Wat doet het met mij? Kan ik het aan? Slachtoffers krijgen een advocaat toegewezen die in deze vragen meedenkt.”
Voor Nederlandse slachtoffers loopt de opvang via de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Daardoor is er geen goed overzicht van het aantal opvangplekken, zegt Kuik. “Een eenduidig systeem voor toegang tot de juiste zorg voor slachtoffers is er niet. In de praktijk zijn opsporingsdiensten, zorgcoördinators en hulpverleners veel tijd kwijt aan het vinden van een opvangplek voor een vermoedelijk slachtoffer. Daarnaast is er een gebrek aan passende opvangplekken. De hulpvragen zijn complex vanwege de psychologische zorg of verslavingszorg. Slachtoffers zijn vaak verslaafd, om de ellende te kunnen volhouden. Of ze hebben, voordat ze slachtoffer werden van mensenhandel, al andere trauma’s ontwikkeld. Dan is het trauma op trauma op trauma. Om deze keten te doorbreken, is passende hulp van groot belang, maar de wachtlijsten zijn lang. En voor gespecialiseerde hulp in eigen huis heeft een opvang lang niet altijd geld.”
'We zijn het aan de slachtoffers verplicht heel ambitieus te zijn'
Bevlogen professionals
Hoewel er nog veel verbeterd moet worden, zijn er de afgelopen jaren goede stappen gezet, benadrukt Kuik. “Wat bijvoorbeeld te denken van alle bevlogen professionals die alles op alles zetten om slachtoffers te helpen. Daarnaast: in veel regio’s is er nu al veel meer aandacht voor mensenhandel dan een paar jaar geleden. We weten ook steeds beter hoe deze vorm van criminaliteit werkt, bijvoorbeeld hoe jongeren worden geronseld en zo in de fuik van een crimineel netwerk belanden.” Het systeem werkt alleen vaak beperkend, en dat moet anders, vindt de directeur van CoMensha. “We zijn het aan de slachtoffers verplicht heel ambitieus te zijn. Wat mij betreft zetten we in op betere signalering van slachtoffers, het realiseren van veilige opvang met passende hulp en een verbeterde procedure voor Nederlandse slachtoffers. Het Leger beschikt over een schat aan kennis. Ik zou zeggen: laten we die goed inzetten, om beleidsmakers te overtuigen van de urgentie van het probleem.”