In het smalle gangetje op de eerste verdieping van de Rotterdamse Pauluskerk dringen de patiënten om een plekje op het medisch spreekuur. De meesten ‘zijn niemand’, zonder papieren of verzekering. Maar bij straatarts Michelle van Tongerloo kan iedereen terecht. ‘Ik kan juist heel veel voor ze doen.'
'Nee, hij heeft geen BSN’, antwoordt Michelle van Tongerloo een medewerker aan de andere kant van de lijn. Ze belt met het Medisch Diagnostisch Centrum Star om een echo te regelen voor haar eerste patiënt. Zonder woonadres geen afspraak. Dus geeft de straatarts het adres van de Pauluskerk op, waar ze elke dinsdagmiddag spreekuur draait. ‘Laten we nog even een magisch stempel op het dossier zetten. Als je niks van ons hoort, dan is het gelukt’, verzekert ze haar patiënt. ‘Sorry voor de moeite he?’, bedankt de man Michelle terwijl hij haar de hand drukt. ‘Nou, een héél groot probleem’, lacht ze.
Op zoek
Gewapend met haar leren dokterstas is Michelle van Tongerloo, haren extra in de krul door de wind, een paar minuten eerder de koperkleurige kerk met scherfvormige ramen binnengestapt. In haar behandelkamer ziet ze vooral dak- en thuislozen, mensen met een verslaving, arbeidsmigranten, ongedocumenteerden en mensen met een hoop psychiatrische problemen. ‘De volgende patiënt is niet op komen dagen’, steekt straatverpleegkundige Rueva Halden haar hoofd door de deur. ‘Heb je ook in het atelier gekeken? Daar zat ’ie vorige keer.’ Michelle springt van haar stoel en snelt de gang in, op zoek naar haar patiënt. Hij blijkt er toch te zijn. Buiten de spreekkamer is het een drukte van jewelste. Er liggen mensen met jassen aan voorovergebogen te slapen op een tafeltje, hun telefoon aan de lader. Vrijwilligers schenken koffie in en smeren boterhammen. In de wachtkamer doet Rueva triage. ‘U komt zeker voor het bloedprikken en de echo? Heeft u gebeld naar Star?’ ‘Nee, dat lukt niet.’ ‘Zullen wij even voor u bellen?’ Een zucht van verlichting. ‘Ja, graag.’
Arben*
Het geluid verstomt als de deur van de spreekkamer dichtgaat. Een man met een baard, in een roodblauwe jas, met een pet op en een fles sinas onder de arm neemt plaats tegenover Michelle. ‘Ik ben zo moe van die chronische infectie, ik heb het gevoel dat ik elk moment kan neervallen’, begint Arben* in gebrekkig Engels. ‘Ik wil niet in de opvang met andere mensen in een ruimte slapen.’ ‘Hmmm’, knikt Michelle geduldig met haar armen over elkaar. ‘Ik geef steeds over. Vitaminepillen vallen niet goed. Ik heb een raar gevoel, geen energie, snap je? En ik heb een brief nodig waarin staat dat ik niet kan werken. Ik loop al vijftien jaar rond in ziekenhuizen door heel Europa, ik word er depressief van.’
‘Geklop negeren we, daar is geen beginnen aan’ Rueva
Auto regelen
‘Je gaat met je verhaal alle kanten op’, onderbreekt Michelle hem, ‘maar we hebben niet veel tijd. Wat wil je van mij?’ ‘Ik denk dat een auto me goed zou helpen. Daar kan ik in slapen, maar ik kan er ook mee naar mijn werk.’ Michelle: ‘Dat klinkt wel realistisch. Op straat slapen maakt je nog zieker.’ Er wordt op de deur geklopt. Rueva en Michelle reageren niet. Het geklop gaat harder. ‘Geklop negeren we’, zegt Rueva. ‘Daar is geen beginnen aan.’ Het paarse gordijn gaat dicht, op de behandeltafel trekt Arben zijn trui uit. Michelle luistert naar zijn longen en meet zijn bloeddruk. ‘Ik kan je niet zomaar een brief geven waarin staat dat je niet kan werken’, zegt de straatarts resoluut. ‘Wat ik wel kan doen, is je medische situatie zwart-op-wit zetten en naar je advocaat sturen. Al denk ik niet dat het helpt om hier een verblijfsvergunning te krijgen.’ Arben verheft zijn stem. ‘Mijn vader en broer zijn al overleden, ik heb alles verkocht om mijn ziekenhuisrekeningen te betalen. Ik kom hier niet om te liegen en te stelen!’ Hij excuseert zich direct. ‘Sorry, ik ben niet boos op jou. Maar als ik doodga, God sta me bij.’ In de loop van haar carrière als straatarts besloot Michelle júist aardig te zijn voor de patiënten die onaardig tegen haar doen. Want die kunnen wel wat vriendelijkheid gebruiken. ‘Ik ga kijken of ik een auto voor je kan regelen.’
Buiten de boot
Ook het Leger des Heils ziet een groeiende groep mensen die buiten de boot valt als het gaat om het ontvangen van nodige en passende zorg. Juist de mensen met meerdere complexe problemen, voor wie het Leger des Heils opkomt, dreigen tussen wal en schip te raken. Dankzij onze medewerkers die dagelijks hun best doen voor goede afspraken met zorgfinanciers, kunnen wij gelukkig veel deelnemers helpen, ook onverzekerde mensen. Ondertussen blijft het Leger des Heils in gesprek met beleidsmakers, zorgverzekeraars en andere relevante partijen om innovaties door te voeren en het systeem van binnenuit te veranderen.
Chen*
De wachtkamer stroomt steeds voller. Op de gang zegt een patiënt in een bomberjack in gebrekkig Nederlands dat hij graag een afspraak wil maken. Tussendoor probeert een vrouw medicijnen voor haar moeder te regelen. ‘We helpen eerst de mensen met afspraak’, benadrukt Rueva. ‘U kunt wachten in de wachtkamer.’ Rueva brengt Chen de spreekkamer binnen, haar moeder vertaalt. ‘Hart gaat heel snel. En dan draaierig.’ Chen praat door in het Chinees. ‘Arm wordt doof, en been warm.’ Michelle: ‘Dat is een rare klacht, dat heb ik nog nooit gehoord! Heeft ze nog een andere dokter?’ Die heeft ze niet. ‘Heeft ze kracht in haar benen?’ Redelijk. ‘Hoelang duren de hartkloppingen al?’ Een paar maanden. ‘Hoeveel slagen per minuut?’ Er wordt weer op de deur geklopt. ‘We laten de kloppers’, reageert Michelle op de twee vragende blikken. ‘Werkt ze?’ Een aarzeling. ‘Ik ben geen politie, he?’ Ze maakt alleen schoon, verzekert moeder. ‘We gaan je onderzoeken.’ Chen moet haar armen uitsteken, Michelles handen wegduwen. Op een been staan, haar neus aanraken met haar wijsvinger. Op haar tenen staan, zo hard mogelijk in Michelles handen knijpen. ‘Volgens mij denkt ze dat ik gek ben geworden’, lacht Michelle, ‘maar dit is toch echt een neurologisch onderzoek.’ Suiker en bloeddruk zijn in orde. ‘Maar we laten je bloed prikken en gaan je hartslag in de gaten houden. Kan je dat vertalen?’ Er volgt een woordenwisseling in het Chinees. ‘Is ze het ermee eens? Wanneer vieren jullie eigenlijk Chinees nieuwjaar?’
‘Ik pluk mensen uit de winteropvang en koppel ze aan een advocaat' Michelle
Solomon
Tussen twee patiënten door komt Solomon binnenlopen. ‘Mag van Michelle’, zegt hij tegen een verbaasde Rueva. ‘Kom maar, ik moet hem alleen even wat geld geven.’ Michelle haalt 500 euro uit een envelop. Het komt van haar stichting Lekker Geven, die is opgericht om het werk van Michelle te ondersteunen. Michelle vertrouwt erop dat haar patiënten zelf wel weten waaraan ze het geld het beste kunnen besteden. ‘Ik ben er echt blij mee’, zegt Solomon, ‘ik voel me een meter hoger dan ik was, dankzij jou Michelle.’ ‘Ik snap niet dat je in deze kou op straat kan overleven’, reageert Michelle. ‘Jouw lichaam is onbreekbaar, denk ik.’ Michelle pakt haar boterham met kaas erbij en smeert er een dikke laag sambal op. De afgelopen jaren zag ze de problemen in haar spreekkamer zich steeds verder opstapelen, schrijft ze in haar boek Komt een land bij de dokter. Ongedocumenteerde mensen zijn praktisch rechteloos geworden. Arbeidsmigranten worden weggegooid na gebruik. Verwarde mensen blijken te duur om te helpen. En nu behandelt ze ook ‘doodgewone mensen’, die geen betaalbaar huis meer kunnen vinden. ‘De wereld gaat stuk, dat denk ik wel’, zegt de straatarts tussen twee happen door. ‘Door allerlei beleidskeuzes wordt de verzorgingsstaat steeds schraler. Regelingen worden uitgeknepen en soms zelfs ontoegankelijk gemaakt. Tegelijkertijd maken we mensen zelf verantwoordelijk.’ Moedeloos wordt ze er niet van, integendeel. ‘Ik kan juist heel veel voor hen doen! Ik pluk mensen uit de winteropvang en koppel ze aan een advocaat. Ik geef geld, waardoor ze soms toch een kamer kunnen vinden. Of ik help mensen terug naar hun land van herkomst te gaan.’

Mohammed*
‘Het Europese Hof is mijn laatste optie’, verzucht Mohammed. Door zijn ziekte heeft hij speciale medicatie nodig, die hij in zijn eigen land niet kan betalen. Maar na acht jaar procederen en wachten heeft hij hier nog steeds geen verblijfsvergunning. Michelle: ‘Als dat hoger beroep niks wordt, moet je het misschien opgeven.’ Mohammed: ‘Maar ik sta in mijn recht!’ Michelle: ‘Nederland ís niet eerlijk meer. De kaarten zijn niet goed geschud. Kijk om je heen in deze kerk en je ziet je perspectief.’ Mohammed gaat een plan maken om terug naar Marokko te kunnen. Michelle: ‘Dit was even een moeilijk gesprek, sorry daarvoor.’ Lachend schudden ze elkaar de hand. ‘Bedankt Michelle, we zien het wel!’ Op de gang legt Rueva aan een man met een paar missende tanden en een zak lege blikjes in zijn handen uit waar medisch centrum Star zit. Een wachtende vrouw valt bijna om. ‘Wat is er aan de hand? Bent u dronken?’ Nee, ze is gewoon kapot en heeft een dokter nodig. Ondertussen checkt Michelle of de pols van een dakloze oudere vrouw met Rotterdams accent gebroken is. Toen ze werd opgepakt – ‘Er gebeurde niks!’ – kreeg ze veel te strakke handboeien om. Daarna onderzoekt de straatarts een man uit het Oostblok die op straat in elkaar werd geslagen, zijn ogen zijn bont en blauw. ‘Probeer je ogen elke dag tien minuten in de douchestraal te houden. De winteropvang in Noord heeft douches.’
Stef*
‘Beter in mijn hand dan in mijn ogen, toch?’ Stef laat Michelle een flink geïnfecteerde wond op zijn hand zien, net naast zijn tatoeages. Er is een stuk staal in geschoten. ‘Het brandt als de hel, joh. Ik kan niet eens meer pianospelen. Ik ga elke dag wel ergens achter een openbare piano zitten, in een station of ziekenhuis.’ Michelle verbindt zijn hand. ‘Haal even een tetanusprik, dan zet ik die zo gelijk.’ Stef: ‘Kan iemand mijn horloge weer even omdoen?’
*Om hun privacy te beschermen, zijn sommige namen van patiënten bedacht.