Britney woont bij haar opa en oma

Pleegzorg in een vertrouwde omgeving

Jeugd- en gezinshulp
Tekst: Inge-Mirjam Bosveld / Beeld: Milan Vermeulen

Britney is veertien. Sinds twee jaar woont ze niet meer bij haar moeder, maar bij haar oma en opa. Op haar zevende werd ze voor het eerst uit huis geplaatst. Ze woonde ook een paar jaar bij haar vader. Het contact met hem is verbroken. Britney houdt van gamen, tekenen en dierenbotten verzamelen. 

Britney: “Tweede kerstdag ’s avonds heeft oma me opgehaald. Ze was er klaar mee dat ik alleen thuis zat. Ik had die hele dag tv zitten kijken. M’n moeder lag op bed, zoals altijd. Ik heb wat spullen gepakt en ben met oma meegegaan. Mijn oudste zus woonde al eerder bij oma. Ze had altijd ruzie met mijn moeder. Dan scholden ze elkaar de huid vol. Mijn moeder doet wel haar best. ’s Avonds werkt ze als koerier. Maar ze heeft financiële problemen. Vaak was er niks te eten of het brood was beschimmeld. Er werd nooit gekookt. Soms ging ik met mijn moeder mee, als ze pakketjes ging wegbrengen. Dan haalden we een broodje bij de pomp. Meestal had ik honger, maar ik kan goed sparen. Dan kocht ik zelf wat. Aan m’n vriendinnen vertelde ik soms over thuis. Gewoon, wat er gebeurde. Zij gaven me ook wel eens wat.

Gezinshuis

Na een paar weken bij oma werden we door de politie weggehaald en naar een gezinshuis gebracht. Gelukkig heeft dat niet zo lang geduurd. Ik heb een brief van zes kantjes aan de kinderrechter geschreven. De rechter zei gelukkig dat we terug mochten naar oma. Bij oma is er altijd eten in de kast. Ik krijg ook veel meer aandacht. We eten samen aan tafel. In het  begin was ik wel bang dat m’n vader bij oma voor de deur zou staan. Samen hebben we een plan bedacht, hoe we zouden wegrennen. Terwijl oma en ik een keer zaten te puzzelen, werd er aangebeld. Ik schrok zo dat de doos met puzzelstukjes door de lucht vloog. Ik ben helemaal klaar met mijn vader. 

"Ik heb een brief van zes kantjes aan de kinderrechter geschreven."

Zorgen voor moeder

Toen ik hier kwam, had ik alleen maar kleren bij me, maar m’n kamer staat nu best vol. Ik heb een vitrinekast vol botten. We gingen een keer met een groep een route lopen in het bos, met een boswachter. Daar vond ik een schedeltje van een vos. Nu verzamel ik dierenbotten. Ik hou ook van gamen, het liefst doe ik spellen zoals Minecraft. En ik houd van tekenen en schilderen. Dit schooljaar moet ik overdoen, ik zit in havo 3. Door corona heb ik het hele jaar thuis gezeten. Op mijn schouder heb ik een tattoo van een flamingo. Die heb ik voor mijn dertiende verjaardag gekregen van mijn moeder. Ze had alleen geen geld, dus heb ik ‘m zelf betaald. Dat vind ik niet erg, want ik ben hartstikke blij met die  tattoo. Met mijn moeder had ik eerst nauwelijks meer contact. Ze nam de telefoon niet op. Maar nu neemt ze vaker op en reageert ze sneller. Ik zou later wel weer bij haar willen wonen om voor haar te zorgen. Mijn moeder zorgt niet goed voor zichzelf. 

Positieve dingen doen

Ik praat liever niet over mijn problemen. Soms denk ik wel eens (..), maar ik mag niet schelden. Ik probeer positieve dingen te doen. Sinds een paar maanden krijg ik traumatherapie. Eerder wilde ik dat niet, maar ik kreeg steeds meer problemen met slapen en eten. De psychiater is hartstikke aardig. We praten over wat er is gebeurd. Hoe ik dingen los kan laten. Het gaat nu wel goed. Ik zit goed, zo bij oma. En die therapie, die helpt.”