Punga Gheorghe (42) kent het gevangenisleven in zowel Roemenië als Nederland vanbinnen en vanbuiten. In menig straatgevecht stond hij z’n mannetje, maar tegen depressies was hij niet opgewassen. Hij belandde op straat. Het Leger des Heils en uitzendbureau 24/7 blijven in hem geloven. ‘Ik hou van Nederland!’
Van de paar tanden die Punga nog over heeft, besloot hij er gisteren nog eentje uit te trekken. Kiespijn. Hij verontschuldigt zich dat hij vanwege z’n gebitstoestand niet zo goed te verstaan is. Niettemin is Punga een trots en tevreden man. Van zijn salaris heeft hij net een nieuwe speaker gekocht om zijn favoriete muziek te kunnen draaien. En met z’n nieuwe telefoon is hij dusdanig content dat hij hem het hele gesprek stevig vasthoudt. Begeleider Carola van het Leger des Heils luistert geduldig mee en vertaalt zijn moeilijk verstaanbare mengelmoes van Engels, Roemeens en Nederlands.
Roemenië
Punga groeit op in een klein dorp in Roemenië, in een Romafamilie. “Op m’n vijftiende moest ik de gevangenis in omdat ik iets kleins had gestolen. Een paar jaar later werd ik opnieuw opgepakt. Ik had een fiets gestolen, maar ze sloegen me tot ik bekende dat ik tien fietsen had gestolen, wat niet zo was. In die gevangenis werd dagelijks gevochten. Ik begon nooit, maar als ik aangevallen werd, vocht ik terug, en goed ook. Na verloop van tijd kreeg ik tuberculose, ik spuugde bloed en dacht dat ik doodging. Ik mocht naar het ziekenhuis, waar men vond dat er niks aan de hand was. Ze brachten me weer terug naar de gevangenis.”
Depressief
Punga laat zijn armen vol littekens zien. “Ik ben daar vaak geslagen, met een zweep. Ondertussen bleef ik bloed spugen. Gelukkig mocht ik naar een beter ziekenhuis in Boedapest, tot ik een half jaar later genezen was. Er volgde nog twee jaar gevangenisstraf. In die periode trainde ik drie uur per dag, zodat ik steeds sterker werd; en als ik trainde, dronk ik niet.”
Eenmaal uit de bak vindt Punga een vrouw. Ondertussen ziet ook een vriend met maffiacontacten dat Punga stevig in de breedte is gegroeid. Hij biedt hem geld om wat ‘klusjes’ te doen. Punga gaat ervoor – “Wat moest ik anders?” Na een wilde tijd komt hij opnieuw vast te zitten. “Bewakers pakten m’n telefoon af. Ik mocht maar één keer per dag luchten, het eten was slecht en ik kwam in de isoleercel te zitten. Ik kreeg weer tbc. Toen ik ook nog hoorde dat mijn vrouw bij me weg was, raakte ik depressief.” Wijzend op z’n verminkte oor: “Toen heb ik een stukje van m’n oor afgesneden.”
'Ik ga niet aan de zijlijn staan wachten tot het weer misgaat' - begeleider Carola
Dakloos
Als hij eindelijk vrijkomt, wil Punga niks meer met Roemenië te maken hebben. Zijn vrouw is weg en de Romagemeenschap heeft hem alleen maar nodig voor z’n spierbundels. Hij vertrekt naar Nederland, waar hij lange tijd dakloos is. “Op straat heb ik een paar keer gevochten, maar altijd uit verdediging. Op een dag wilden drie Poolse mannen met me vechten. Eén van hen was echt groot.” Punga staat op en reikt naar het plafond. “Zó groot was ‘ie. Ze pakten m’n heuptasje met al m’n papieren af.” Punga zucht en zet z’n verhaal op dergelijke momenten kracht bij door op z’n voorhoofd te slaan terwijl hij zegt: “Sjonge jonge jonge. Uiteindelijk heb ik hem met een metalen pijp op z’n hoofd geslagen, waardoor ik wéér in de gevangenis kwam, nu voor poging tot doodslag.”
Tekst gaat verder onder afbeelding.

Nuchter en gemotiveerd
Na zijn straf werkt Punga kort in een varkensverwerkingsbedrijf, maar voor zijn door de tbc aangetaste lijf is het er te koud. Werkloos zwerft hij rond tot iemand hem naar station Eindhoven brengt, hopend op betere kansen. Met tweehonderd euro op zak en bivakkerend in een tent slaat de depressie toe. Begeleider Carola herinnert zich hoe hij schreeuwde en zichzelf pijn deed, wat hem agressief deed lijken. Na die tijd werkt hij nog even op een beschutte werkplek bij een groenvoorziening, maar door regelgeving kan hij er niet blijven en belandt hij weer op straat.
Hij vertrouwt mensen snel en wordt soms bedrogen, maar maakt zelf ook fouten, zoals een gewelddadig incident dat hem vijf maanden cel oplevert. Bij dat soort ernstige overtredingen kan de Immigratie- en Naturalisatiedienst iemand ongewenst verklaren. Carola: “Maar na zijn vrijlating trof ik hem weer nuchter en gemotiveerd op het station. Ik besloot hem te helpen en nam hem op in onze pilotopvang voor EU-migranten in Eindhoven. Ik benaderde uitzendbureau 24/7 en overtuigde hen ervan dat Punga een kans verdiende, ondanks zijn taal- en schrijfproblemen. Als hij eenmaal werkt, doet hij het perfect.” Zo begint 24/7 in hem te geloven.
Geadopteerd
Het begin was wat moeizaam. Punga raakt onderweg naar zijn werk weleens verdwaald of komt te laat, maar nu gaat het goed, vertelt Carola. “We noemen hem soms grappend ons geadopteerde kind. Met de juiste steun en begeleiding doet hij het heel goed! Punga woont in een accommodatie van 24/7, hij weet de weg en weet wat er van hem verwacht wordt. Hij werkt bij REMONDIS, een afvalverwerkingsbedrijf. Daar staat ‘ie acht, negen uur per dag aan een lopende band. Echt een heftige baan.”
Punga, enthousiast: “Het is rustig werk. Ik voel me daar goed, het is duidelijk wat ik moet doen. Ik hoop dat ik over een paar jaar een plek voor mezelf heb, een televisie kan kopen en andere spulletjes om mijn huis in te richten. Volgende maand koop ik een motor.” Carola: “Nee, nee! Geen motor, daarvoor heb je een rijbewijs nodig, anders moet je weer de bak in. Een elektrische fiets is prima, géén motor.” Grappend: “Anders breek ik je benen.”
Zin in het leven
Dan, serieuzer: “Een baan hebben, iets betekenen voor de maatschappij, is essentieel voor mensen als Punga. Het Leger gelooft in kansen en dit was op het randje, maar als niemand iets had gedaan, was het wachten op erger. Het veldwerk dat wij doen, is keihard nodig; het maakt dat iemand als Punga weer zin heeft in het leven.” Tegen Punga: “Je drinkt nu nauwelijks nog, en vanaf het moment dat je werkt, bezorg je geen overlast meer.”
Punga: “Werk is inderdaad superbelangrijk voor mij. Na m’n werk ga ik naar huis en maak ik wat soep – dat lukt nog het best met mijn gebit. Daarna een sigaret, één biertje, een beetje tv – klaar. De volgende ochtend gaat mijn wekker om vier uur. Ik kleed me aan, stap op m’n fiets…” – Punga fluit een deuntje – “…en begin om zes uur op mijn werk.” Tegen Carola: "Dank je wel, mevrouw!”