Zodra ik Abdi’s woning binnenstap, straalt hij me tegemoet. “Wil je een rondleiding?” vraagt hij trots. Hij laat zijn lichte appartement in Amsterdam-Noord zien. “Ja, die tuin moet ik nog aanpakken,” verontschuldigt hij zich. Het is moeilijk voor te stellen dat hij nog geen jaar geleden in een heel andere situatie zat.
Abdi (38) kijkt me aan met zijn linkeroog; het rechter werkt niet meer sinds hij een hersenbloeding kreeg. “Ik woonde toen bij de Rosaburgh, een Domus+ locatie van het Leger des Heils,” vertelt hij. “Ik kreeg plotseling hevige hoofdpijn en belde een ambulance. Toen ze aankwamen, zakte ik in elkaar. Met de traumahelikopter ben ik naar het ziekenhuis gebracht. Daar bleek dat ik een hersenbloeding had.” In het ziekenhuis vertelden ze hem dat zoiets iedereen kon overkomen. Zelf denkt hij dat zijn jarenlange drank- en drugsgebruik hiertoe hebben geleid. “Je kunt je lichaam niet eindeloos belasten zonder gevolgen,” zegt hij. “Ik gebruikte alles wat op mijn pad kwam, ik wilde niets voelen. Lang leve de lol, dacht ik.”
Beloning
Het kost Abdi moeite om te praten. De hersenbloeding veranderde zijn leven. “Ik moest alles opnieuw leren: lopen en praten. Het was een zware tijd,” zegt Abdi. “Sommige dagen voelde ik me zó slecht dat ik bijna terugviel. Maar dat heb ik niet gedaan! En dit appartement is mijn beloning. Het kan echt, als je ergens in gelooft en blijft doorgaan.” Zijn weg naar herstel was allesbehalve gemakkelijk. “In Rosaburgh woonden dealers naast en boven me. Je moet zó sterk zijn om dan nee te zeggen.” Toch koos Abdi er bewust voor om niet te verhuizen naar een beschermde afdeling die hij kreeg aangeboden. “Ik dacht: nee. Als ik het hier kan volhouden, dan kan ik het overal.” Mensen om hem heen geloofden niet dat hij het zou redden. “De dealers zeiden: ‘jij krijgt nooit een huis. Ze geven dat niet aan mensen zoals wij.’ Maar ik geloofde de mensen die in mij bleven geloven.”
Sprookjes
Die mensen zijn ervaringsdeskundige Martinus en Peter van Terwille Verslavingszorg. Toen Abdi voor het eerst met Martinus sprak, voelde hij direct herkenning. “Martinus wist precies waar ik doorheen ging, en dat maakte het verschil. Hij en Peter hielpen me alles, ze kwamen langs bij de Rosaburgh en moedigden me onophoudelijk aan om vol te houden. Dat hebben ze twee jaar lang gedaan. Ze hebben me ook geholpen met het inrichten van mijn appartement. Ze zijn mijn beste vrienden geworden. Als je verslaafd bent, denk je dat die verhalen van herstel sprookjes zijn. Dat het anderen lukt, maar jou niet. Pas toen ik Martinus sprak en zijn verhaal hoorde, kreeg ik hoop. Ik begon te denken: misschien kan ik het ook.”
Als hij het kan, kan ik het ook!
“Zelf geloof ik het soms nog steeds niet,” zegt Abdi. “Ik denk niet meer aan mijn verleden. Ik hou van wie ik nu ben. Zelfs met één oog, zelfs als praten moeilijk is. Ik zou dit leven voor niets willen inruilen.” Terugval is nog altijd iets waar hij alert op blijft. “Ik was bang om hardop te zeggen dat het goed gaat. Misschien dat ik toch weer terugval. Maar ik vertel mijn verhaal omdat ik hoop dat iemand anders denkt: als hij het kan, kan ik het ook.” Hij glimlacht. “Je gelooft niet hoe ik vroeger was. Ik ging over lijken om maar te kunnen gebruiken. Nu zit ik hier, met genoeg op mijn rekening, zonder drang om terug te vallen. Dat heeft me veel strijd gekost, maar het was het waard.”
Herstel in relaties
Ook de relatie met zijn familie bloeide opnieuw op. “Sinds mijn hersenbloeding is de band met mijn moeder sterker dan ooit. Ze kwam elke week naar het ziekenhuis. Nu komt ze in het weekend eten brengen, en we bellen elke week. Het lijkt alsof ik opnieuw geboren ben. De pijn en het verdriet van vroeger zijn verdwenen. Mijn moeder heeft me vergeven, en ik mezelf ook.”
Hoop als brandstof
Abdi kijkt rond in zijn woonkamer. “Dit was mijn droom: een plek voor mezelf. En die heb ik nu. Mijn doel is dit behouden en anderen inspireren. Als mijn verhaal maar één iemand moed geeft, dan is het al genoeg.”
"Als ik het even wil beseffen, ga ik in mijn tuintje staan en denk ik: tjonge, dit wilde ik al die jaren. Een huis, een plek voor mezelf.”