In gesprek met een grote donateur
Willemijn steunt het Leger des Heils omdat ze gelooft in lokale betrokkenheid en sociale cohesie. Door haar ervaringen in buurthuiskamers zag ze de impact van dichtbij en begrijpt ze hoe belangrijk financiële steun is voor kwetsbare mensen . In dit interview deelt ze waarom ze kiest voor groot geven en hoe haar gift bijdraagt aan een menswaardige samenleving.
Willemijn is een echte aanpakker, ze houdt van ondernemen en steekt graag haar handen uit de mouwen. Onlangs hielp ze mee met tosti’s bakken in de buurthuiskamer in regio Rotterdam. “Door de doelgroep van dichtbij te zien, word ik veel dankbaarder voor wat ik heb. Maar ik besef ook: ik heb het allemaal niet nodig.”
“Het Leger des Heils ken ik al van jongs af aan. Ik ben er nader mee in contact gekomen toen we de erfenis van mijn vader ontvingen. Toen dachten we, we hebben het zelf goed genoeg, wat moeten we met het geld? Dat kunnen we vast beter besteden. Toen sprak het Leger me erg aan.”
“Ik hou ervan om te investeren in communities en houd me dan ook bezig met verschillende lokale initiatieven. Mijn drive om aan te pakken hangt samen met mijn verlangen om het Leger des Heils te steunen. Ik pleit voor een eerlijke verdeling in het leven. Ik ben er dan ook van overtuigd dat financiële zekerheid een gelukspositie is: Het geluk om net wat beter te kunnen leren dan de rest, waarmee je aanspraak maakt op een goed betaalde baan. Dat is niet voor iedereen weggelegd. Ik vind het belangrijk om anderen te helpen. Als wij het geluk hebben dat we geen hulp nodig hebben, mogen we daarvan uitdelen en voor een ander klaarstaan.”
"Het Leger is dichtbij, Het Leger is overal" Willemijn
“Ik steun het Leger des Heils omdat ik het lokale belangrijk vind. Daarbij houd ik van sociale cohesie, dat je echt naar elkaar omkijkt en een beetje op elkaar let. Ik zie in dat je niet de hele wereld kunt helpen, dus dan is het mooi om te beginnen bij de naaste omgeving. Het Leger is dichtbij, Het Leger is overal.”
De buurthuiskamer
“Het helpen in de buurthuiskamer vond ik confronterend, maar ook heel verrijkend. Wij leven zelf vaak in een soort bubbel, waarin we niet zien welke moeilijkheden andere mensen doormaken. Daardoor vergeten we makkelijk dat er ook heel veel ellende is, dat andere mensen het niet makkelijk hebben. Uiteindelijk is het juist heel goed om dat te zien. Dan waardeer je veel meer wat je hebt en begrijp je: ik heb eigenlijk veel te veel.”
“Toch vind ik het bewonderenswaardig om te zien dat mensen die het zo zwaar hebben, toch nog zo positief kunnen zijn. Dat inspireert me. Als ik een buurthuiskamer heb bezocht, merk ik dat ik nog wel meer impact zou willen maken. Tegelijkertijd weet ik ook dat ik daar niet geschikt voor ben: ik heb niet het geduld om verhalen van mensen aan te horen op de manier zoals de hulpverleners dat doen. Dat is juist wat ik zo waardeer in de hulpverleners. Wat ik zelf niet kan, kunnen zij wel.”
“Uiteindelijk blijft mijn betrokkenheid dus vooral bij geld geven. Maar ik zie dat niet als schuld afkopen. Ik zie het meer als een plicht. Degenen die het beter hebben, hebben de plicht om te zorgen dat anderen het minstens zo goed hebben.”